Voorlezen aan basisschoolleerlingen
Het onderzoek naar voorlezen beperkt zich meestal tot kinderen die zelf nog niet kunnen lezen. Het doel van deze thesis was dus om te kijken naar de mate waarin ouders en basisschoolleerkrachten interactief voorlezen, de lange termijneffecten van het (interactief) voorlezen op vlak van leesattitude en schoolse en taalvaardigheden, hoe het voorlezen evolueert en om een beeld te scheppen van hoe het voorlezen aan kinderen uit de lagere school (thuis en op school) gebeurt. Hiervoor werden vragenlijsten opgesteld die beantwoord werden door elf-en twaalfjarige kinderen(n= 12), hun ouders(n= 31), basisschoolleerkrachten (n= 25) en een lid van de directie van basisscholen(n= 8). Verder werden testresultaten uit een zes jaar lang longitudinaal onderzoek van Koolen, Van den Broeck, Staels en Brancart (z.d.) gebruikt. Na het doorvoeren van multipele imputaties werden meervoudige logistische en lineaire regressies gebruikt om de effecten van het voorlezen op de leesattitude en schoolse en taalvaardigheden te onderzoeken. Tachtig van de 89 regressie-analyses waren significant. De meeste ouders en leerkrachten lezen vaak interactief voor. Voordat een kind naar de basisschool gaat, lezen ouders frequenter voor dan wanneer deze op de basisschool zit. De gemiddelde leeftijd waarop ouders stoppen met voorlezen is 7.89 jaar. Op de basisschool wordt erin alle leerjaren even vaak voorgelezen. Voor kinderen in gezinnen met een hogere SES draagt (interactief) voorlezen weinig bij aan hun leesattitude en schoolse en taalvaardigheden. Het zou wel een hulpbron kunnen zijn voor kinderen uit gezinnen met een lagere SES. Er zijn nog maar weinig ouders die voorlezen als hun kind elf of twaalf jaar oud is. Kinderen van deze leeftijd zijn ook geen vragende partij om nog aan voorgelezen te worden op die leeftijd.